Desolate landschappen vol bloeiende agaves, maagdelijke strandjes, overjarige hippies, verlaten goudmijnen en adembenemende filmlocaties. Je vindt het allemaal in Cabo de Gata. Dit natuurgebied in Andalusië, ten oosten van Almería, is een perfect decor voor eindeloze wandelingen.

Natuurpark Cabo de Gata wordt vooral bezocht door rustzoekers. Langs de kust liggen fraaie kliffen en ongerepte stranden waar je soms alleen te voet kunt komen. Het achterland is dor en woestijnachtig met zijn vele cactussen. Hier kom je echt tot rust en kun je urenlange wandelingen maken. Over het lange afstandspad, de GR 92 bijvoorbeeld, die langs alle mooie baaitjes van het natuurgebied voert. Maar ook het achterland heeft veel te bieden zoals uitgedoofde vulkanen en uitgestorven mijnstadjes met hun verlaten goudmijnen. Als je de auto niet uitkomt, zal het landschap weinig bekoren. De vaak goede asfaltwegen worden deels omzoomd door plastic kassen, maar als je een van de wandelingen volgt, ontdek je het grote geheim van Cabo de Gato. Je kunt hier uren lopen zonder een mens tegen te komen.

Mooiste strand van Spanje

Cabo de Gata werd in 1987 uitgeroepen tot Nationaal Park vanwege de bijzondere fauna en flora maar ook vanwege het unieke landschap. De naam Cabo de Gata verwijst naar de agaatsteen die hier voorkomt. Het park is altijd zo goed intact gebleven omdat de regio slecht bereikbaar was. Begin 20e eeuw bestond het landschap nog grotendeels uit uitgestrekte graanvelden. De molens die her en der verspreid liggen, herinneren hier nog aan. In dit boerenland ligt de Cortijo del Fraile, de boerderij waar zich in de jaren dertig een familiedrama afspeelde. Het inspireerde Federico García Lorca tot Bloedbruiloft, een van zijn beroemdste toneelstukken. Inmiddels is het graan vervangen door beplanting die minder water nodig heeft. De grote charme van het achterland zijn nu vooral de bloeiende agaves, met hun bloemen die fier de lucht in steken. Strandliefhebbers kunnen in Cabo de Gata hun hart ophalen. Bij sommige stranden kun je makkelijk met de auto komen, bijvoorbeeld het beroemde Playa de Monsul. Steven Spielberg noemde dit ‘het mooiste strand van Spanje’ en koos het als decor voor Indiana Jones. Ook delen van Once upon a time in the west werden hier gedraaid. De overhangende rotsen op het strand imponeren. Badgasten hebben zich eronder genesteld om wat verkoeling te zoeken. Aan de randen van het strand staan tentjes waarin jongeren beschut van hun siesta genieten. Met de achterliggende parkeerplaats is dit strand relatief druk. Wil je een strandje voor jezelf, dan moet je over de rotsen klauteren om uit te komen bij de baai van Barronal. We prijzen ons gelukkig dat we hier niet in juli of augustus zijn. Dan wordt het hier al snel 35 graden, veel te warm om te klauteren en aan het strand te bakken, maar nu is de zon heerlijk, vooral door het lichte briesje.

Iedereen blij in Las Negras

Langs de kust liggen wat dorpen waar het aangenaam toeven is. San José is het grootst en meest toeristisch maar ontbeert sfeer. Langs het strand staan de bekende verkopers van kettingen, armbanden en andere eigengemaakte frutsels. De baai is bezaaid met barretjes en restaurants en je kunt er een boottocht boeken langs de kust. Maar het is een plek die inwisselbaar is voor iedere andere uit de grond gestampte kustplaats. We lopen er snel doorheen en gaan dan op zoek naar een betere stek voor onze cena. Die vinden we niets noordelijker in Las Negras. Het strand daar wordt bevolkt door alternatief ogende jongeren en oudere hippies met dreadlocks. Er hangt een leuke sfeer omdat iedereen hier ontzettend relaxed is. Op zwoele avonden klinkt er muziek langs het strand van zangers die doen of ze Manu Chao zijn. De vele barretjes zitten vol, maar ook op het strand zelf is het ’s avonds flink druk. Het bier dat verderop in de supermarkt is gekocht, smaakt er prima en is een stuk goedkoper dan een pilsje op een terras. Met de zachte geur van weed doen de terrasgasten ook weer hun voordeel. Zo is iedereen blij in Las Negras, waar de tijd geen vat lijkt te hebben op het leven. Een ideale gedachte als je op reis bent.

Heerlijk vissersdorp

Agua Amarga is een van de aardigste plaatsjes langs de kust van Cabo de Gata. De bebouwing in dit vissersdorpje ademt een licht Moorse sfeer. Aan het niet al te grote, maar heerlijke strand zijn enkele sympathieke barretjes. Daar vlak achter ligt een pleintje met wat restaurants en winkels. Heel prettig is dat hier geen toeristische troep op straat wordt verkocht. Lalola is een goede plek om je tapas te eten. In een van de straatjes die uitkomen op het plein kun je enorme salades en pizza’s eten met poffertjes toe! Jawel, hier zijn Hollanders neergestreken! Tophotel in Agua Amarga is Mikasa, waar je alleen al zou willen verblijven vanwege de uitmuntende keuken. Als eigenaar José, die het koken van zijn moeder leerde, vertelt over wat je te eten krijgt, twinkelen zijn ogen. In de tuin naast het zwembad genieten we van verse groenten, overheerlijke tonijn en witte gamba’s, vergezeld van een frisse streekwijn. Alsof José onze gewetenswroeging aanvoelt als hij de tonijn aanbeveelt, verzekert hij ons ervan dat er verantwoord gevist wordt. Net als veel andere topkoks maakt José er een sport van om exclusieve, onbekende groenten te serveren. Verblijf je in een ander hotel of op een camping en wil je toch lekker eten? Ga dan naar La Villa ernaast. Ooit hoorde dit restaurant bij Mikasa, maar nu staat het met succes op eigen benen. Heerlijke romantische ambiance met al die tafeltjes rond een prachtig zwembad.

Flamingomeer

Zoutwinning is van oudsher ook een belangrijke inkomstenbron geweest voor de regio. Al in Fenicische tijden werd er zout gehaald uit de zoutmeren tussen de Faro de Gata en het dorpje Cabo de Gata. Dit gehucht zou nu hoge ogen gooien in een concours van de meest troosteloze kustplaatsjes. Je ziet hier duidelijk hoe zoutwinning en natuurbehoud hand in hand gaan. Op een afgescheiden deel van het meer wordt zout gewonnen, de rest is het domein van vogels en vogelaars, die vooral komen om flamingo’s te spotten. Naast het meer ligt een zeven kilometer lang zandstrand, maar veel sfeer vind je hier niet. We worden richting oosten gezogen door de aanblik van een kerktoren die van ver te zien is en een beetje Toscaans oogt. Als we het dorpje binnenrijden blijkt de kerk vooral van een afstand fraai te zijn. Iets verderop ligt de echte kaap met de Faro de Gata, de vuurtoren. Je staat hier bovenop een rots zeventig meter boven de zee. Als tongen strekken de zwartgekleurde rotsen zich hier uit de zee in, een prachtgezicht.

Verlaten goudmijnen

Het epicentrum van de regio is het oude mijnstadje Rodalquilar. Vanaf hier vertrekken verschillende fraaie wandelroutes door de bergen langs oude mijnschachten. De hoogteverschillen zijn niet groot, maar er zitten wel enkele stevige klimmetjes in. Als je geen zin hebt om lang te lopen, kun je ook met de auto de oude mijninstallaties bezichtigen. Loop je even verder door, dan zie je de rotsen in tientallen tinten waar vroeger het goud uit werd gewonnen. Eens was dit een rijke stad, met een bloeiend cultureel leven. Nu is er alleen nog wat levendigheid te vinden bij Crisol. Met zijn lange grijze haren en baard oogt eigenaar Antonio als een moslimleider, maar zijn djellaba is een leren motorvest. Zijn tapas zijn eenvoudig maar lekker.

Amusant is dat de man met zichtbare tegenzin zijn werk doet, maar toch vriendelijk blijkt. De hele lunch lang draait hij Bob Dylan en geniet daar zelf zichtbaar van. Als wij hem vertellen dat Dylan een van onze grote favorieten is, volgt een brede glimlach en beent hij zachtjes sloffend weg om daarna grijnzend met een biertje aan te komen. Zijn hand trilt als hij de tapas op tafel zet, zodat het schoteltje vlak voor je neus heen en weer beweegt. Eventjes denk je dat hij Parkinson heeft, maar het is zijn eigenzinnige gevoel voor humor. De 54-jarige Antonio is een van de weinige oorspronkelijke bewoners van dit dorp dat nu grotendeels verlaten is. Dat was anders in de 19e en 20e eeuw toen hier goudkoorts heerste. Romeinen haalden al zilver uit Rodalquilar en eind 19e eeuw werd er goud gevonden. Tot in de jaren zestig werd hier het kostbare metaal gedolven. Daarna raakte het stadje in verval en er wonen nu nog maar 73 mensen. Dat lijkt vreemd als je het van ver ziet liggen, maar als je door de straten loopt, blijken veel woningen verkrot. Straten lang zie je alleen maar bouwvallige huisjes. Iedereen heeft zijn heil verderop gevonden. Behalve Antonio.

Dit artikel verscheen eerder in ESPANJE! (España & más nummer 3, jaargang 2012) en de informatie kan achterhaald zijn. Auteur: Marjan Terpstra.

banner abonnement espanje

Vliegen

Cabo de Gata ligt in het zuidoosten van Spanje. De dichtstbijzijnde luchthaven
is Almería, waar Transavia twee keer per week op vliegt. Vluchten vanaf €98.

Slapen

In de kustplaatsjes zijn meestal eenvoudige hotelletjes gevestigd. Er zijn enkele plekken waar je van iets meer luxe kunt genieten voor een nog altijd schappelijke prijs. Wij verbleven vlakbij Agua Amarga in La Almendra y el Gitano. De sfeer wordt gemaakt door Amalia, een goedlachse gastvrouw van midden veertig die er uitziet alsof ze dertig is. Het hotel telt acht kamers en de sfeer is hartelijk.

Wandelen

In de Mapa-Guia Excursionista van Cabo de Gata Níjar staan twaalf wandelingen die ook in het Engels zijn beschreven. Ter plekke zijn diverse kiosken met wandelinformatie, maar die is meestal alleen in het Spaans verkrijgbaar.

Informatie

Informatie over autoroutes, accomodaties en wandeltochten kun je vinden op de site van het Patronato de Turismo de Almeria. www.almeria-turismo.org