Om van flamenco te genieten, hoef je er geen verstand van te hebben. Maar de echte liefhebbers – die zichzelf aficionaos noemen – lijken zich van een geheimtaal te bedienen waar een buitenstaander geen touw aan vast kan knopen. En er zijn van die begrippen, zoals duende en compás, die je wel vaker tegenkomt, maar wat ze nu precies betekenen…? Daarom: een stoomcursus flamenco voor leken en liefhebbers.

Aficionao

Flamencoliefhebber. In Nederland lopen duizenden mensen rond die verslingerd zijn aan de flamenco. Of ze nu zelf dansen, gitaarspelen of zingen, of gewoon voorstellingen afschuimen, ze zijn besmet met het flamencovirus, een ongeneeslijke, maar gelukkig onschadelijke ziekte.

Bailaor, bailaora

Flamencodanser(es). In Spanje maakt men een duidelijk onderscheid tussen een bailarín, een klassiek geschoolde danser, en een bailaor. De flamencodanser is veel aardser, komt nauwelijks los van de grond en roffelt met zijn schoenen allerlei ritmes op de vloer terwijl zijn armen met expressieve gebaren de hemel zoeken.

Compás

Flamencoritme. Hoe verleidelijk ook, meeklappen tijdens een flamenco- voorstelling is meestal niet zo’n goed idee. De ritmes zijn behoorlijk complex. Neem bijvoorbeeld het compás van de bulería: een ritme in twaalf tellen met accenten op de derde, zesde of zevende, achtste, tiende en twaalfde tel.

Duende

Moment van collectieve betovering dat soms tijdens een flamencovoorstelling over artiesten en publiek kan komen en resulteert in een emotionele ontlading. Of zo’n magisch moment optreedt, is nooit te voorspellen. Reclameteksten die een ‘voorstelling vol duende’ beloven, kun je maar beter wantrouwen.

Estilo flamenco

Flamencostijl. Het flamenco repertoire bestaat uit enkele tientallen stijlen, met een bepaalde ritmische, melodische en harmonische structuur. Voor bijna iedere gemoedstoestand is een stijl: soleá (lyrisch), seguiriya (dramatisch), alegría (vrolijk), bulería (speels), tango (zwoel) en fandango (wisselend, afhankelijk van de sub- stijl). Een andere term voor flamencostijl is palo.

Falseta

Gitaarvariatie, bijvoorbeeld tussen twee gezongen coupletten door. Zolang de zanger aan het woord is, staat de gitarist geheel ten dienste aan de zang, maar als die zwijgt, kan hij zijn muzikaliteit en vingervlugheid bewijzen in een uitgekiende falseta.

Gitana, gitano

Zigeuner(in). Al is flamenco nooit een exclusieve zigeunerkunst geweest, de gitanos hebben er een groot stempel op gedrukt, tot op de dag van vandaag. Flamencozang wordt daarom ook wel cante gitano genoemd.

Homenaje

‘Eerbetoon’. In de flamencowereld worden vaak voorstellingen, cd’s en bijeenkomsten georganiseerd als eerbetoon aan een beroemdheid, al dan niet in leven. Maar ook als een gitarist schaamteloos een falseta van een ander kopieert, zal hij je verzekeren dat dat geen plagiaat is, maar een homenaje.

Ida y vuelta

Letterlijk: ‘retourtje’. Cante de ida y vuelta, ‘retourzang’ is de verzamelnaam voor flamenco stijlen die hun oorsprong vinden in Latijns-Amerika. De Spaanse muziek trok met de kolonisten mee naar de Nieuwe Wereld en mengde zich daar met de inheemse muziek en die van de zwarte slaven. Terug in Spanje werden deze melodieën geïntegreerd in de flamenco. Onder de cante de ida y vuelta rekenen we diverse flamenco stijlen, zoals de guajira, colombiana, vidalita en rumba.

Jondo

Letterlijk ‘diep’; dit wordt gezegd van flamencostijlen met veel emotionele diepgang en van zangers die veel diepgang in hun zang kunnen leggen. In oudere beschrijvingen wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen cante jondo (of cante grande), de serieuzere flamencostijlen, en cante chico, de frivolere stijlen. Tegenwoordig zijn die begrippen wat vervaagd. Een slechte zanger kan de meest jondo stijl triviaal laten klinken, bij een goede zanger klinkt zelfs een vrolijke bulería jondo.

Ketama

De letter k komt in Spanje alleen in leenwoorden voor. En bij jongeren die snel willen sms-en. Ketama is een flamencogroep die in de jaren 90 een swingende fusie maakte tussen amenco, pop en salsa.

LLamada

Letterlijk ‘oproep’: signaal dat de danser met zijn voeten geeft aan de gitarist om een overgang te markeren. In flamenco is altijd ruimte voor improvisatie: een zanger kan een stuk rekken, een danser kan het ene voetenwerkje aan het andere rijgen. Met een markante voetroffel maakt de danser duidelijk dat hij een overgang wil maken naar een ander deel van de dans.

Marcaje

Letterlijk ‘markering’; dansbeweging zonder voetenwerk, meestal ter omlijsting van de zang. Bij flamencodans denken we aan eindeloze voetsalvo’s, maar het zou onbeleefd zijn om dat dwars door een zangstuk (letra) heen te doen. Dan maakt de danser geluidloze danspassen, gecombineerd met expressieve armbewegingen. De danser markeert het compás en drukt de emotie die de zang bij hem oproept in beweging uit.

Nuevo flamenco

Letterlijk ‘nieuwe flamenco’; verzamelnaam voor experimentalisme sinds ruwweg de jaren 70. Door liefhebbers van traditionele flamenco met argwaan bekeken, maar in feite een onvermijdelijke ontwikkeling in een kunst die altijd in beweging is geweest.

Olé

Bekendste aanmoedigingskreet. Bij flamenco laat het publiek zijn bijval niet alleen blijken door applaus maar vuurt het met allerlei uitroepen (jaleo) de artiesten aan. De kreet olé is vermoedelijk ontstaan uit de Arabische uitroep ‘wallah’ (‘bij Allah’). Het betekent zoveel als ‘bravo!’ maar ook ‘mijn hemel!’, ‘gelijk heb je’ of ‘ik heb het ontzettend naar mijn zin’.

Palmas

Handklappen. Al zie je op het podium tegenwoordig steeds vaker een cajón (grote houten kist), de handen zijn hét percussie-instrument van de flamenco. Soms zijn er bij voorstellingen twee of meer palmeros (handenklappers), maar vaak geven de zangers tijdens het voetenwerk palmas om de danser te helpen in compás te blijven.

Quejío

Letterlijk ‘gejammer’: klaaglijke zang zonder tekst, vaak op ayayay, gewoonlijk gezongen ter inleiding van een cante (flamencozang). De zanger zoekt de juiste toon om verder te zingen. Maar quejío kan ook midden in de zang worden gebruikt om een stuk tekst wat op te rekken, zodat hij in de melodie past. Of gewoon, voor het dramatische effect.

Rasgueado

Speeltechniek waarbij de gitarist met zijn vingers op de snaren roffelt. Flamencogitaristen zijn kampioen in het geluid produceren op een akoestische gitaar, door een combinatie van vingervlugheid en aanslagtechnieken. Ongetwijfeld is dit een erfenis uit de tijd dat flamenco in rumoerige kroegen en cafés cantantes werd opgevoerd.

Sevillanas

Parendans uit Sevilla die veel gedanst wordt tijdens de Feria de Abril, waar iedereen in prachtige kostuums komt flaneren, eten, drinken en dansen. De sevillanas wordt door buitenstaanders vaak tot de flamenco gerekend, maar zijn in feite een volksdans met een min of meer vastgelegde choreografie.

Tocaor, tocaora

Flamencogitarist(e). De gitaar is nog altijd hét instrument van de flamenco. Binnen het vak van tocaor bestaan drie disciplines: dansbegeleider, zangbegeleider en solist. De beste gitaristen zijn allrounders die alle drie beheersen. Vrouwelijke gitaristen zijn nog een zeldzaamheid, maar bestormen steeds meer dit mannenbolwerk.

Undebel

Naam voor God of godheid in het caló, de taal van de Spaanse zigeuners. Al is van die taal nauwelijks iets over, in flamencoteksten duiken veel woorden uit het caló op. Oudere zigeunerzangers beweren vaak dat ze zingen por Undebel of por mi Debel, oftewel dat zij gedreven worden door een goddelijke inspiratie die zij zelf niet kunnen verklaren.

Villancico

Kerstliedje in flamencostijl. Allerlei volksliedjes zijn in de flamenco opgenomen en ‘verflamencood’: structuur en ritme zijn aangepast aan de bekende flamencostijlen. Villancicos worden vaak als bulería of tango vertolkt, twee feestelijke stijlen.

Wadi al Kabir

Letterlijk: ‘grote rivier’, de oude Arabische naam van de Guadalquivir. In het laagland langs de benedenloop van deze Andalusische rivier is de flamenco ontstaan. Vandaar is deze kunst uitgewaaierd over de rest van Andalusië, maar het kerngebied blijft het zuidwesten van deze regio. De eeuwenlange Moorse heerschappij heeft niet alleen sporen nagelaten in de geogra sche namen, maar ook in de muziek. Flamenco heeft allerlei Arabische trekjes

Xerez

Oude naam van Jerez de la Frontera, één van de brandhaarden van de flamenco. Die x is trouwens geen ks, maar een g-klank (Spaans: jota).

Yeli

Bruiloftszang van de gitanos uit Ex- tremadura. Flamenco is naast een podiumkunst ook een sociaal gebeuren en speelt een grote rol op bruiloften en andere feesten.

Zapateo of zapateado

Voetenwerk. Kenmerkend voor flamencodans zijn de ritmes die met voorvoet (planta), hak (tacón), teen (punta) en hele voet (golpe) worden geproduceerd. De danser gebruikt zijn voeten als percussie-instrument. Zapateado is ook de naam van een vrolijke flamencostijl zonder zang met een ritme in 6/8 maat

Dit artikel is eerder verschenen in ESPANJE! (España & más, 1e jaargang, juni-juli 2011) en de informatie kan achterhaald zijn.

Marlies Jansen heeft zich door haar vele reizen naar Spanje, bezoeken aan grote flamenco­festivals en talloze optredens, gesprekken met artiesten, het lezen van boeken en het grijsdraaien van cd's ontwikkeld tot flamenco-expert. Haar liefde voor en kennis van de muziek deelt ze onder meer in het magazine Mundo Flamenco.

Meer lezen?

Feria de MalagaElse tipt: Feria de Málaga

Het grootste evenement van de stad Málaga: de jaarlijkse feria. Veel bewoners maken zich op voor een week lang feest en halen hun flamencokleding uit de motteballen. Horeca-ondernemers bereiden zich voor, traditionele koetsen worden opgepoetst, paarden geborsteld en tienduizenden lichtjes worden weer opgehangen in de straten en op het feria-terrein.

boek luna zegers solo coverBoekrecensie: 'Solo van flamencozanger Luna Zegers

Luna Zegers – Lonneke voor intimi – neemt de lezers van haar boek Solo mee naar de gangkast van haar appartement in de Amsterdamse Jordaan. De kast staat vol met herinneringen aan, zoals ze het zelf mooi verwoord, de ‘belangrijkste getuigen van mijn leven’. In zes jaar tijd verloor Luna haar beide ouders en haar zus Marieke.