Het goed beheren van het huishoudboekje was in de Gouden Eeuw niet bepaald het sterkste punt van de Spaanse koningen. Goud, zilver, het kwam met bakken tegelijk binnen uit Amerika, maar het vloog er net zo snel weer uit.

Spanje had zich in zijn glorietijd zo veel financiële verplichtingen op de hals gehaald dat het leeuwendeel van de edelmetalen uit de West moest worden aangewend voor het betalen van de rente en het aflossen van de schulden. Hoe kwam het dat Spanje boven zijn stand leefde?

Lees ook: 10 x zien en doen in Málaga 

Prijskaartje

Daarvoor moeten we terug naar Karel V. Toen hij in 1516 Vlaanderen verliet om vanuit Spanje over het Spaanse koninkrijk te gaan regeren, waren zijn ambities torenhoog. Hadden de katholieke koningen Isabel en Ferdinand één koninkrijk gemaakt van Spanje, hun kleinzoon Karel V had het veel hoger in de bol: keizer worden van het Heilige Roomse Rijk. En in 1519 had hij dat al voor elkaar. Daarmee werd hij in één klap de machtigste man van Europa, die
in de jaren daarna onder het motto ‘één geloof, één zwaard’ zijn positie consolideerde. Karel V’s zoon Filips II continueerde het beleid van zijn vader met nog meer fanatisme. Amerika (de Nieuwe Wereld), de Nederlanden, delen van Italië: hij wilde nog veel meer. En zo geschiedde: hij annexeerde Portugal en in het Verre Oosten de Filipijnen, waarvan de naam tot op heden naar deze Spaanse koning verwijst. Maar daar hing natuurlijk wel een prijskaartje aan.

Zwaar geschut

Onder Filips II beleefde de Spaanse monarchie haar absolute hoogtepunt. Zijn imperium werd het land waar de zon nooit onderging. Maar het rijk moest worden bestuurd, bij elkaar worden gehouden en, als het even kon, worden uitgebreid. En daarvoor waren gigantische investeringen nodig, die Spanje financieel verlamden. De inkomsten uit de Nieuwe Wereld groeiden weliswaar explosief en er kwam veel belastinggeld binnen, maar de Spaanse Kroon gaf veel meer geld uit dan er binnenkwam. Neem de Spaanse Armada, de peperdure vloot die in 1588 naar Engeland werd gestuurd maar daar genadeloos in de pan werd gehakt. De onderneming had een onwaarschijnlijk vermogen gekost. Intussen roerden ook de Nederlanden zich. Het monopolie van het katholicisme werd niet langer geaccepteerd, zoals al eerder in Duitsland was gebeurd onder leiding van Maarten Luther. Het geloof moest weer dichter bij het volk komen, zo vonden de protestantse bewegingen. Filips II accepteerde deze kritiek natuurlijk niet en stuurde zwaar geschut naar het noorden. Ook dat kostte handenvol geld.

Lees ook: Las Canarias: eilandhoppen

Zwaard en kunst

Het christendom werd niet alleen met het zwaard, maar ook met de kunsten verdedigd. Zo liet Filips II midden op de Castiliaanse hoogvlakte El Escorial optrekken, een even sober als monumentaal bouwwerk dat het geloof van de Spaanse koning in één religie voor Europa symboliseerde. Het gebouw bleek een blijvertje, als toeristische trekpleister maar ook als de plaats waar de Spaanse koningen worden begraven. Niet alleen in de architectuur, maar ook in de schilderkunst werd het katholicisme uitgedragen. Zo had je de eigenzinnige El Greco, de van oorsprong Griekse schilder die in Spanje naam maakte door een keur aan heiligen op het schilderdoek te vereeuwigen. Een ander voorbeeld is Zurbarán, wiens religieuze schilderijen Cees Nooteboom inspireerden tot een boek over de Spaanse schilder dat simpelweg Zurbarán heet.

Vereeuwigde koningen

Maar de Spaanse koningen waren zich ervan bewust dat ze zelf ook in de schijnwerpers moesten blijven. Dat verklaart waarom Karel V zich liet vereeuwigen door de beroemde Italiaanse schilder Titiaan en dat Filips II zich onder meer door Rubens liet portretteren. Filips IV, de kleinzoon van Filips II, spande de kroon, zo laten Brown en J.H. Elliot mooi zien in hun boek Een paleis voor een koning. Het geld voor het prachtige paleis en hof van El Buen Retiro ‘werd onttrokken aan de behoeften van de staat en verdween rechtstreeks in de zakken van schilders, beeldhouwers, architecten, dichters, toneelschrijvers (…). Namen als Veláquez, Zurbarán, Quevedo, Lope de Vega (…) zijn prominent in de geschiedenis van het Retiro.’

Moderne juweeltjes

Museo de las Ciencias Valencia

Je kunt je natuurlijk afvragen of al dat geld dat de Spaanse koningen aan de kunsten uitgaven niet beter besteed had kunnen worden aan de ontwikkeling van Spanje. De vraag doet denken aan de commotie rondom de peperdure gebouwen van Calatrava in Valencia en Oviedo, het door Niemeyer ontworpen Cultureel Centrum in Gijón en al die andere prestigieuze maar peperdure architectonische juweeltjes die de afgelopen decennia zijn opgetrokken in Spanje. Daar wordt nu schande over gesproken. Maar zullen het over pakweg honderd jaar, wanneer al dat politiek gekrakeel al lang is vergeten, niet juist die architectonische hoogstandjes zijn die de mensen herinneren aan de tijd waarin ze werden gebouwd? Dat is precies wat er is gebeurd met de Gouden Eeuw. De financiële ellende zijn we vrijwel vergeten, we herinneren ons vooral de prachtige kunst en architectuur uit die tijd.

Lees ook: 10 x zien en doen in Valencia

Henriëtte Aronds

Henriëtte Aronds werd geboren in Nederland en groeide op in Spanje in de jaren zeventig. Ze is journaliste en schrijft voor Spaanse en Nederlandse media. Voor ESPANJE! maakt ze columns over de Spaanse geschiedenis, samenleving en cultuur en portretten van spraakmakende Spanjaarden.