park-guell

‘He aprobado a un loco o a un genio’ (Ik heb óf een dwaas óf een genie laten slagen). Dat zouden de letterlijke woorden geweest zijn van de directeur van de Hogeschool voor Architectuur in Barcelona toen Antoni Gaudí daar in 1878 afstudeerde. Dat het het laatste was, daar was men het al snel over eens. Maar dat zijn werk zó belangrijk zou blijken – niet alleen in Barcelona, maar in heel Catalonië en ver daarbuiten – had destijds waarschijnlijk niemand voorzien.

Wie een wandeling maakt door Barcelona kan kan moeilijk om Gaudí heen. Natuurlijk zijn maar er de bekende huizen Casa Milà (La Pedrera) en Casa Batlló aan de chique Passeig de Gràcia, speelse ‘stadstuin’ Park Güell en uiteraard de imposante Sagrada Familia, de basiliek waarvoor toeristen vaak uren in de rij staan. Maar het werk van de beroemde architect bestaat uit zoveel meer dan deze toeristische trekpleisters. Wie alles wil zien, kan maar beter een paar weken uittrekken.

Lees ook: 10 x zien en doen in Barcelona

Gunstige tijdsklimaat

Hoe is het mogelijk dat een jongen uit een simpele familie, geboren in 1852 in Reus, een stadje in het achterland van Barcelona, kon uitgroeien tot een architect van zo grote betekenis? Daarvoor zijn meerdere redenen. Om te beginnen had Gaudí zijn tijd mee. De tweede industriële revolutie was eind 19e eeuw in volle gang en de regio Catalonië stond als een van de eerste op het Iberisch Schiereiland op het keerpunt om hierin mee te gaan. De omslag trof zo’n beetje alle aspecten van de samenleving, óók de kunst- en architectuursector. Traditionele thema’s, technieken en voorstellingen moesten steeds vaker plaatsmaken voor avantgardistische bewegingen. In Catalonië werd deze nieuwe kunststroming het ‘Catalaans modernisme’ genoemd. Door de gegoede burgerij werd in deze roerige tijden volop geïnvesteerd. De rich and famous van Catalonië lieten enorme huizen bouwen en ook kerken hoefden nog niet op een paar duizend peseta te kijken en huurden architecten in om de boel flink te laten renoveren. Met de nieuwe wijk Eixample (het Catalaanse woord voor uitbreiding, inmiddels de grootste wijk van de stad), die onder begeleiding van stadsplanner Ildefons Cerdà werd aangelegd en de verbinding vormde tussen het oude stadscentrum en een aantal omringende dorpjes, werd Barcelona in één klap een flink stuk groter. Tegelijkertijd ontstond er in Catalonië ook een sterkere behoefte aan het uitdragen van de Catalaanse identiteit. Uiteindelijk wilde men verregaande onafhankelijkheid van de Spaanse regering in Madrid. Voor jonge professionals bood deze situatie een unieke kans om aan de historische en culturele ontwikkeling van hun land mee te werken. Dat Gaudí een voorstander was van een onafhankelijker Catalonië, was voor niemand geheim.

Jeugdreuma

Los van de voor Gaudí gunstige tijdgeest waren zijn ongekende talent en afwijkende stijl natuurlijk de belangrijkste redenen voor zijn doorbraak. Typerend voor zijn werk zijn de altijd aanwezige elementen uit de natuur. Dat zou te danken zijn aan de jeugdreuma waar de kleine Antoni aan leed. Hierdoor moest hij veel in beweging blijven, liefst buiten in de natuur. En dus bracht hij zijn vrije dagen door in de bossen en aan de rivier rondom Reus. In 1869 trok hij samen met zijn broer naar de Catalaanse hoofdstad, waar hij ging studeren aan de Escola Superior d’Arquitectura. Al tijdens zijn studie werd Gaudís bijzondere stijl opgemerkt. Het duurde dan ook niet lang tot de architect zijn eerste grote opdracht kreeg. Kort na zijn afstuderen – hij had inmiddels een eigen bureau aan het Plaça de Sant Jaume in het centrum van de stad – bouwde Gaudí de eerste Spaanse fabriek die eigendom was van het fabriekspersoneel. Maar het project waarmee hij definitief de aandacht op zich vestigde, was de inrichting van een apotheek aan de Passeig de Gràcia. De opdracht kwam van Joan Gibert i Saler, een verwant van de familie Güell, voor wie hij later het gelijknamige park en paleis ontwierp. Slechts vijf jaar na zijn afstuderen, in 1883, behoorde Gaudí al tot de succesvolste Catalaanse architecten van zijn tijd. Dat was mede te danken aan drie grote opdrachten die aan hem waren toevertrouwd. Niet alleen nam hij de bouw van twee statige huizen, Casa Vicens in Barcelona en Villa el Capricho in Comillas (Santander), op zich, ook werd hij benoemd tot hoofdarchitect bij de bouw van zijn latere meesterwerk, de Sagrada Familia.

Sagrada Familia Barcelona

Catalaans modernisme

Gaudí is de bekendste exponent van het Catalaans modernisme, de Catalaanse variant op europese kunststromingen als art nouveau en jugendstil die tussen circa 1880 en 1911 een flinke stempel drukte op Barcelona en omgeving. kenmerken van de stroming zijn asymmetrie, gebogen in plaats van rechte lijnen en veelvuldig gebruik van organische elementen die zijn ontleend aan de natuur, gecombineerd met overdadige decoratie en details. Andere bekende architecten uit de stroming zijn Josep Domenèch i Estapà (1858-1917) en Enric Sagnier (1858-1931).

Lees ook: Gaudí’s werk in Spanje 

Wereldtentoonstelling

Een belangrijk jaar – voor Catalonië, Barcelona én Gaudí – was 1888. In Barcelona werd voor het eerst een wereldtentoonstelling gehouden. De stad voelde een enorme drang om haar moderniteit aan de wereld te bewijzen, en voor Gaudí was hierin een belangrijke rol weggelegd. Hij droeg onder andere een steentje bij aan de cascada, de fontein in het Parc de la Ciutadella, het toneel van de wereldexpo. In hetzelfde jaar werd de voorgevel van het door Gaudí ontworpen Palau Güell ingewijd. Het bouwwerk deed een hoop stof opwaaien. Was zijn stijl vóór die tijd nog vooral een mengeling van verschillende stijlen en stromingen, vanaf 1888 kwam de architect voor het eerst met een oorspronkelijke bijdrage aan het Catalaans modernisme. De lokale pers raakte er niet over uitgepraat en de kritiek varieerde van mooi tot apart tot buitensporig luxueus.

Schot in de roos

Voor het verloop van Gaudís carrière bleek het een schot in de roos. De opdrachten stromen vanaf dit moment binnen en de architect werkt jaren achter elkaar door om aan de wensen van al zijn opdrachtgevers te kunnen voldoen. Vanaf 1914 neemt hij echter geen nieuwe opdrachten meer aan om zich volledig te kunnen focussen op de bouw van de Sagrada Familia. Gaudí gaat zo op in zijn megaproject dat weinig anders hem nog lijkt te interesseren. De laatste jaren leeft de grote architect als een kluizenaar. Hij ziet nauwelijks nog mensen, verzorgt zichzelf slecht en doet niet veel meer dan naar de kerk gaan en werken aan de basiliek.

Tragisch einde

Op een zomerochtend in 1926 wordt hij aangereden door een tram. Het verhaal gaat dat omstanders hem niet herkenden omdat hij zichzelf zo had verwaarloosd, en hem dus maar naar het armenziekenhuis van Sant Pau brachten. Toen hij bijkwam en de dokters hem herkenden als de ‘grote Gaudí’, zouden ze hebben aangeboden hem naar een beter ziekenhuis over te brengen. Hierop zou de architect afwijzend hebben gereageerd: ‘Ik lig hier tussen mijn mensen, in mijn stad. Laat mij hier maar liggen.’ Drie dagen later overleed hij. Onder grote belangstelling van de Barcelonezen werd hij overgebracht naar zijn laatste rustplaats. Hoe kan het ook anders: een graf onder de Sagrada Familia.

banner abonnement espanje

Dit artikel is eerder verschenen in ESPANJE! (España & más nummer 2, jaargang 2015) en de informatie kan achterhaald zijn. Auteur: Carlijn Teeven.