Er zijn steeds meer Nederlanders die (een beetje) Spaans kunnen. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat het Spaans sinds enkele jaren wordt aangeboden als een keuzevak op veel middelbare scholen. Ook in andere landen in Europa doet het Spaans het goed: uit onderzoek van Eurostat blijkt zelfs dat de taal na het Engels de tweede meest geleerde taal in Europa is.

Dat betekent niet dat iedere Nederlander die bezig is om de taal te leren het Spaans meteen vloeiend kan spreken of schrijven. Gelukkig hoeft dat ook helemaal niet; het duurt best even voordat je een vreemde taal een beetje onder de knie hebt. Grote kans dat je regelmatig een foutje maakt; dat is heel normaal. Welke fouten het meest voorkomen bij het vertalen naar het Spaans lees je in dit artikel. Wie weet leer je er wat van!Spaans leren espanje

Het verschil weten tussen ser, estar en hay

Een van de veelgemaakte fouten bij het vertalen naar het Spaans is het door elkaar halen van de volgende werkwoorden: ser, estar en hay. Heel gek is het niet, want deze woorden hebben een redelijk dezelfde betekenis. Zo betekent ser ‘ iets of iemand zijn’, zoals ‘soy holandés’ (ik ben Nederlander). Dit woord gebruik je als iets vast ligt en dus zo is. Daarnaast heb je het woord estar. ‘Estar’ betekent ‘zich bevinden’, zoals ‘estoy en holanda’ (ik ben in Nederland). Dit woord wordt gebruikt als iets tijdelijks en dus iets dat niet vastligt. Om het nog lastiger te maken, heb je ook nog het werkwoord hay. Dat betekent ‘er zijn of er is’. In de zin ‘hay muchos holandeses’ zeg je dat er veel Nederlanders zijn. Deze werkwoorden lijken veel op elkaar en worden zelfs nog met elkaar verward door mensen die al heel lang Spaans kunnen of mensen die al lang in Spanje wonen.

Voorzetsels ‘por’ en ‘para’ zijn ook lastig te snappen

Komt het bovenstaande je niet bekend voor? Dan heb je misschien wel problemen met de volgende veelgemaakte fout bij het vertalen naar het Spaans: de voorzetsels ‘por’ en ‘para’. Wat deze woorden zo lastig maakt, is dat ze echt exact hetzelfde betekenen, namelijk ‘voor’. De vraag is dus wanneer je welk woord moet gebruiken. Het is goed om te weten dat ‘para’ vooral gebruikt wordt om een doel aan te geven. Je vertaalt het een beetje als ‘om te…’. Ook gebruik je ‘para’ om een tijdslimiet of een bestemming aan te geven. Je vertaalt ‘voor altijd’ bijvoorbeeld als ‘para siempre’. En ga je ergens naartoe, zoals naar Nederland? Dan zeg je bijvoorbeeld: ‘Salimos para Holanda la semana que viene’, oftewel: ‘we vertrekken volgende week naar Nederland’. Het woord ‘por’ gebruik je daarentegen bij het aangeven van een reden of een oorzaak. Ook is ‘por’ juist om percentages aan te geven, om een bepaalde tijdsduur te benoemen en in vaste uitdrukkingen. In de zin ‘ik doe het voor mijn vader’ gebruik je bijvoorbeeld ‘por’, zoals: ‘Lo hago por mi padre’. Lastig, maar het zijn toch echt twee verschillende woorden die worden gebruikt.

Het gebruik van tener que, hay que en deber

Je kunt het je met zoveel woorden met (bijna) dezelfde betekenis bijna niet voorstellen dat er zoveel mensen zijn die het willen leren. Toch is dat echt het geval. We hebben nog een paar woorden die vaak door elkaar worden gehaald door mensen die de taal leren, namelijk ‘tener que’, ‘hay que’ en ‘deber’. ‘Tener que’ betekent moeten of behoeven in het geval iets verplicht is, ‘hay que’ betekent ‘het is nodig dat’ en wordt gebruikt wanneer iets in een hele algemene zin wordt gebruikt. ‘Deber’ betekent dienen, moeten of verschuldigd zijn. Dat woord wordt gebruikt wanneer iets zou moeten. In tegenstelling tot de andere woorden wordt ‘deber’ niet gebruikt in combinatie met ‘que’. Bij ‘tener que’ is dat wel het geval. Dit woord wordt bijvoorbeeld gebruikt in de zin ‘Je moet 500 euro betalen’: ‘Tienes que pagar 500 euros’. Is er iets dat moet dat meer in een algemene zin wordt gebruikt, zoals ‘men moet geduld hebben’? Dat vertaal je met ‘hay que’, zoals ‘Hay que tener paciencia’. Het gebruik van ‘deber’ in een zin kan als volgt: ‘Ik moet u zeggen dat…’ betekent bijvoorbeeld ‘Debo decirle que…’.

Let ook hierop wanneer je van het Nederlands naar het Spaans vertaalt

Naast de bovenstaande veelgemaakte fouten zijn er nog wat algemene dingen waar je op kunt letten wanneer je bezig bent met het leren van Spaans. Het leren van een vreemde taal gaat veel eenvoudiger en sneller wanneer je op de hoogte bent van dergelijke algemene zaken. 

Het gebruik van letterlijke vertalingen van Nederlands naar Spaans

Iets wat bijvoorbeeld veel gebeurt, is dat mensen zinnen letterlijk gaan vertalen. Hoewel je je zeker nog wel verstaanbaar kunt maken op deze manier zorgt het in veel gevallen voor gekke zinsconstructies waarmee de vertaling toch anders over kan komen. Er zijn maar een paar situaties waarin een letterlijke vertaling correct is. Weet je even niet hoe je iets moet vertalen? Ga dan op zoek naar een equivalente uitdrukking die je wel weet te vertalen en waarmee je hetzelfde kunt zeggen.

Grammatica op de verkeerde manier toepassen

Wat lastig is aan het Spaans is dat het een taal is met een complexe grammatica. Er zijn veel verschillende werkwoordstijden, geslachten en vervoegingen waar je kennis van moet hebben. Het is dus niet heel vreemd dat fouten hierbij vaak voorkomen. Het vervelende daaraan is dat de zinsbetekenis op deze manier vaak heel anders wordt en dat er niet echt een manier is om dit anders te doen. Het goed toepassen van grammatica vergt grondige kennis, dus veel studie!

Verkeerd gebruik van lidwoorden in het Spaans

Tot slot is er nog iets waar veel fouten mee worden gemaakt, namelijk met de lidwoorden in het Spaans. Dat vergt vooral stampwerk om het vervolgens op de goede manier toe te passen. Natuurlijk kan het gebeuren dat je een keer wat vergeet, waardoor je een ander lidwoord gebruikt. Je bent nog verstaanbaar of te begrijpen, maar het is wel fijn om dit gewoon goed te doen. Gebruik daarom de onderstaande tabellen en leer ze goed uit je hoofd.

 

Nederlands lidwoord Spaans lidwoord
Mannelijk + enkelvoud het el
Mannelijk + meervoud de los
Vrouwelijk + enkelvoud de la
Vrouwelijk + meervoud de las

 

En hoe zit dat precies met het woord ‘een’? Ook dat is een (onbepaald) lidwoord. Hiermee wordt gewezen naar een algemeen object. Zie de tabellen hieronder.

 

Nederlands lidwoord Spaans lidwoord
Mannelijk + enkelvoud een un
Mannelijk + meervoud een paar unos
Vrouwelijk + enkelvoud een una
Vrouwelijk + meervoud een paar unas